De erfgenamen in het geval de overleden persoon geen testament heeft gemaakt. Deze erfgenamen worden in vier groepen verdeeld. Als in de eerste groep (laatstlevende echtgenoot en afstammelingen) niemand meer in leven is, komt de tweede groep (ouders, (half)broers en (half)zusters of afstammelingen van broers en/of zusters) in aanmerking. Ontbreken ook die familieleden dan wordt de nalatenschap in twee gelijke delen verdeeld over de families aan vaders kant en die aan moeders kant. Eerst komen de grootouders aan bod (groep 3), daarna groep 4 (de rest van de familie tot en met de zesde graad).
Als ook in de vierde groep niemand meer in leven is, vervalt de nalatenschap aan de Staat der Nederlanden.
Niet-bloedverwanten (zijnde schoonzusters, zwagers, aangetrouwde kinderen en stiefkinderen) erven dus niet.